Luna deed even haar ogen dicht. Het was een pijnlijk onderwerp. "Mijn kudde bestaat, of bestond, uit eenhorens. Ik ben als klein veulentje gevonden en men vond mij meteen heel raar. Met die witte flappen op mijn rug. Altijd was ik de laatste, de minder belangrijke persoon. Als we een wedstrijdje deden was ik altijd de laatste. Omdat rennen niet mijn talent is. Ik vlieg veel lieven. Op een dag, toen ik groter werd, kwamen we een andere kudde tegen. Ze scholden de hele kudde uit omdat er een pegasus in hun midden was. Mijn kudde kon niet anders doen dan mij verstoten. Dat is twee jaar geleden. Ik was nog helemaal niet oud genoeg om alleen te leven. En dat ik onhandig ben helpt ook niet echt mee. Ik heb sinds die tijd mezelf leren vliegen." Dat was het verhaal. Na twee jaar was Ellienna de eerste de ze het vertelde. "Ik vond het helemaal niet leuk in de groep, maar ik denk dat het heel leuk zou zijn als ze jou allemaal respecteren. Dan zijn de leden allemaal vrienden." Plotseling kwam er iets in haar op. "Ben jij mijn vriendin?" vroeg ze.